UL de Waal draait volledig door als hij voor zijn vrouw een pak maïzena moet halen …
Maïzena
Laatst moest ik bij de supermarkt zijn. Mijn vrouw vroeg me een pak maïzena mee te nemen. Geen idee wat dat moest wezen. Maïzena , de naam alleen al. Als ze het me niet verteld hadden zou ik gezworen hebben dat het een bromfietsonderdeel was. Nou, nee hoor, dat bleek nodig te zijn voor de pap voor op de andijvie.
Helemaal geen zin om naar de supermarkt te gaan natuurlijk. Maar goed, het bier was ook op dus vooruit. Ik de supermarkt binnen, pak zo’n karretje, moest er een Halve Euro in. Helemaal geen Halve Euro op zak natuurlijk. Kon ik naar huis om een Halve Euro op te halen. Tot overmaat van ramp loop ik dat wijf van mij ook nog tegen het lijf. Die begon gelijk te zeiken dat je eerst moet nadenken en dan pas moest doen. Moet ze goed doen. Dan komt het helemaal goed. Zat ik nou net op te wachten.
Maar goed, ik weer terug naar de supermarkt. Wat dacht je wat; regen. En niet gewoon regen, ik ben helemaal kapot geregend. Kwam als een verzopen hond de supermarkt binnen. God wat had ik hem hangen.
Ik een karretje gepakt en wat dacht je wat? Heeft dat kutding een kapot voorwieltje. Ik duwde me de klere aan dat klote ding. Je gelooft toch zeker zelf niet dat ik daarmee ging lopen? Dacht het niet. Ik het karretje teruggezet, kreeg ik de Halve Euro er niet uit. Zat muurvast. Na een partij gekloot uiteindelijk voor elkaar gekregen. Haalde daarbij mijn poot ook nog open.
Je zou eigenaar van zo’n supermarkt zijn …
Ik de supermarkt naar binnen. Wat dacht je wat, wat dacht je wat, je gelooft het niet, … allemaal dikke wijven. Het stierf daar van de dikke wijven. En als ik ergens niet tegen kan, dan is dat wel een supermarkt vol met dikke wijven. Daar moest de politiek zich nou eens druk om maken. Kan toch niet. Je zou eigenaar van zo’n supermarkt zijn … dan weet je zeker dat je geen normale klanten meer krijg.
Maar goed, dikke wijven of niet, ik moest toch maïzena hebben. Geen idee waar ik moest zoeken. Sta ik me daar voor zo’n rek, komt me daar zo’n dik wijf aan, dondert die haar kar, vol met boodschappen, zo tegen mijn poot aan. Zeg ik: “godverdomme, lomp wijf, kijk met je dikke donder uit je doppen of blijf van dat karretje af als je niet kan rijden”.
Zere poot, niet te zuinig. Ik mijn sok terug getrokken, en ja hoor, dacht ik het niet, de vellen hingen erbij. Ik tegen dat wijf, “moet je nou eens kijken wat je gedaan hebt lomp wijf”. Zei ze, “sorry meneer, ik zag U niet”. Ik zei, “Nee joh, jij dacht daar staat een klootzak en die rij ik eens lekker voor zijn donder. Rij maar kapot. Wat kan het jou schelen. Kerels zat zeker in de wereld”. Godgloeiend wat was ik kwaad.
Staat ze me met van die grote ogen aan te kijken. Ik zeg; “wat sta je daar nou te kijken, heb ik iets van je aan. Loop door, of zal ik jou mijn kar eens tegen jouw poten donderen”. En ja hoor, eindelijk liep ze door. De vuile stoephoer.
Hadden ze verstopt
Met zere poot en al strompelde ik door die klote supermarkt. Dacht je dat ik de maïzena kon vinden? Hadden ze verstopt. Expres. Ik zocht me gek. Kwam van alles tegen, van hondenbrokken tot kleefpasta voor het kunstgebit, maar een gewoon pak maïzena? Ho maar.
Staat er zo’n luizenbol van een jaar of 17, met zijn kop stijf van de gel, zo’n vak bij te vullen. Ik er op af. Toen ik zijn onnozele smoel zag, dacht ik nog, “laat maar”, tegen beter weten in vroeg ik, “Joh, vertel mij eens waar de maïzena ligt”. Zegt de klootzak tegen mij; “aan het eind van dit rek in het tweede schap meneer”. Nou, ik ga naar het eind van het rek toe, kijk in het tweede schap, en wat dacht wat, natuurlijk geen maïzena. Suiker. Zakken vol met suiker. Bruine suiker. Witte suiker. Basterd suiker. Suikerklonten. Helemaal geen suiker. Ik wist het meteen; “die klootzak had me er mooi tussen genomen”.
Ik werd me toch kwaad. Ik naar de baas. Zit die klootzak me daar, in dat hokje van hem, te telefoneren. Dacht je dat hij de telefoon neerlegde? Helemaal niet. Nee, hoor, zat te bellen met die huisteef van hem en ging het hele gesprek aan. Ja liefje, nee liefje, ik hou van je liefje, kusje, kusje, liefje. En maar door lullen. Toen hij uiteindelijk na 88 minuten en 2 seconden uitgeluld was vroeg hij; “kan ik u helpen meneer?”. Oh, mijn god, ik kreeg een rode waas voor de ogen en alle zekeringen klapten door. Of ik de hele tijd voor lul had staan wachten! Ik donderde mijn kar zo hard als ik kon tegen die lompe poten van hem. En dat voelde hij, jonge. De vuile kloot. Ik hoefde al helemaal geen maïzena meer. Laat hem zelf maar zijn maïzena opvreten. Wat zeg ik? In zijn hol dauwen. Kan hij het uitschijten. En het karretje mag hij ook houden. Afgelopen. Kom er nooit meer.