Mijn broer, is aan de Bouvier. Ik heb nooit kunnen bekijken dat hij iets met honden had, maar dat beest kreeg hij gratis bij dat nieuwe wijf van hem.
Een Bouvier! Je kent die wel, zo’n joekel van een Poedel
Hij was al een tijdje gescheiden, maar het was geen man om alleen te zijn. We hebben de gekste wijven zien komen en gaan. Nu heeft hij er weer eentje van het internet opgeduikeld. De enige rode draad die we hebben kunnen ontdekken dat hij geen vrouwen met kinderen moest. Nou, die nieuwe van hem had dus ook geen kinderen! Nee, die had een hond! Een Bouvier! Je kent die wel, zo’n joekel van een Poedel. En verder had ze helemaal niks. Ze zat al jaren in de bijstand, dus die is er bij hem ingetrokken. Dat snap jij natuurlijk ook wel.
De eerste keer dat we haar zagen viel het allemaal wel mee. Eigenlijk waren best wel blij voor mijn broer. En die vrouw had praat zat. We zagen er niets verkeerd in. Wel veel praat over haar hond vond ik. Maar ja, een kleinigheidje hou je altijd, en uiteindelijk moet hij er mee leven en niet ik.
Honden schelen mij helemaal niks. Ik ben er niet bang van, maar ik moet er ook niets van hebben. Ik zal er ook nooit aankomen. Toen ik vroeg van welk merk die hond het was bleek het de Bouvier te zijn. Ja, toen begreep ik waarom ze geen cent te makken had. Die beesten kosten alles. Moet je goed doen als je in de bijstand zit. Die gasten kunnen niet rekenen joh. Ik vroeg nog, waarom heb je voor de Bouvier gekozen? Nou zei ze: die verhaart niet. Nou ja, je kunt er natuurlijk wel wat van zeggen, maar ik heb het maar zo gelaten. Tegen domheid valt niet te praten.
Toen ze bij hem introk hebben we nog geholpen met verhuizen. Midden in de winter, koud, sneeuw en troep. De hele keet hebben we toen schoongemaakt. Alles spik en span.
Och jongen, toen ik twee weken later met de vrouw ben wezen kijken, kregen we de tranen in je ogen. De Bouvier had de hele keet verbouwd. Toen we binnen kwamen gingen we al kapot van de lucht. Alles stonk naar die rot hond. En voor de rest was het één grote bende. Niet normaal.
Mijn broer was er niet. Die was de Bouvier aan het uitlaten zei ze. Nou, lekker gezellig was dat, want toen mijn broer er niet bij was, wist zij niks te vertellen natuurlijk. En wij wisten ook niks te vertellen. Je kunt moeilijk zeggen “wat ziet het hier lekker schoon uit en wat is de boel lekker opgeknapt”. En over het weer waren we het ook gauw eens. Het was klote weer. Nou, daar zaten we dan. Ik wist niet dat een knijpende stilte zo lang kon duren. Uiteindelijk vroeg ze of we nog koffie wilden. Nou, mooi niet. Wij durfden daar geen kopje beet te pakken. Bij de gedachte alleen al liepen de rillingen over de rug.
We werden uit de situatie verlost toen mijn broer terug kwam. Och jongen., je hoorde het al bij het binnenkomen. Aan de geluiden uit de gang wist je precies wat er gaande was. Effe lekker uitschudden, je kent dat wel. Alles zeik en zeik nat. En zo’n natte hond stinkt zo! Dat is niet normaal. De hele hut was al vergeven van de lucht terwijl hij de kamer nog binnen moest komen.
En ondertussen maar roepen dat het zo’n lieve hond was
Mijn broer dacht nog zijn poten af doen met een doekje. Maar ja, daar zat hij natuurlijk niet op te wachten. Die had mij allang in het vizier. Met baggerpoten en lange slierten slijm langs zijn bek kwam hij zo op mij af. Ik verstijfde op de bank. Ik ben niet bang voor honden, maar deze…En ja hoor, hij douwde gelijk die vieze slijmerige snuit in mijn kruis. Ik kneep hem als een ouwe dief. En maar aan mijn klokhuis snuiven. Het duurde eeuwen voordat de Bouvier de boel had goedgekeurd. Doodsangst stond ik uit. Moet je je eens voorstellen wat er was gebeurd als de lucht hem niet had aangestaan. Hij zou je gelijk gecastreerd hebben en er met de hele handel er vandoor gegaan zijn. Ik weet het zeker. Je moet er niet aan denken…
Kijk ik naar mijn broek. Ja hoor, mijn hele broek onder het slijm. Wou dat gekke wijf van hem ook nog met een doek mijn broek afvegen. Als ik geen nee had gezegd, had ik haar ook nog aan mijn klokhuis hangen. Daar moest ik helemaal niks van hebben. En ondertussen maar roepen dat het zo’n lieve hond was.
Ik rook aan mijn vingers… Ik rook aan mijn vingers… en toen ging ik helemaal van de graat. Waar heeft dat beest in gezeten, schreeuwde ik. Toen vertelde hij dat de Bouvier bij de visboer een dode paling had gevonden. Een paling. Een paling. Rotte vis zal hij bedoelen! Tot overmaat van ramp vertelde hij dat zijn handen ook stonken, want hij had die paling uit zijn bek gehaald. Volgens hem moest die paling daar al een tijdje hebben gelegen want die paling leek wel van snot. Met andere woorden: Hij was ook zielig. Alsof ik het dan niet erg hoefde te vinden! De zot.
Op dat moment voelde ik helemaal dat het fout ging. Ik begon helemaal rood te worden met kabels van bloedvaten op mijn kop. Nou, en toen klapten bij mij alle zekeringen er uit. En een fractie van een seconde bekeek ik het slagveld en besloot per direct het zinkende schip te verlaten. Ik donderde zo de deur uit naar buiten. Niet uit mijn doppen gekeken natuurlijk. Gelijk een paar kilo stront aan mijn poten. Tot de sokken toe! En geen gewone stront, nee stront van de Bouvier! Ik weet het zeker. Niet van de schoenen af te krijgen! Kun je lekker met een tandenstoker aan de gang om de stront uit die diepe ribbels onder de zolen vandaan te pulken. Godgloeiend ik was zo kwaad.
Ik was alle redelijkheid helemaal kwijt. Wil ik in de auto stappen; was dat wijf van mij niet achter mij aangekomen. Zeker in de lift blijven steken! Straks stampt zij met haar lompe poten ook nog in de stront en dan heb ik dat ook nog in de auto. Nou ze bekijkt het maar. Ik ben zo in de auto gestapt en weggereden. En die broer van mij daar ben ik ook klaar mee. Die moet niet denken dat hij er bij mij nog inkomt met dat gekke wijf van hem. Een Bouvier!